‘De verwerking van trauma begint met erkenning’
Achtergrond: de komst van de Molukkers in Alphen
‘In 1965 trokken Molukse gezinnen in de voor hen aangelegde wijk in Alphen aan den Rijn. Dat was naast chocoladefabriek Baronie, want woonwijken voor Molukkers werden in de buurt van werkgelegenheid gebouwd. In 1965 was daar verder nog helemaal niets. De huizen in die wijk werden zo goedkoop mogelijk gebouwd, waardoor ze inmiddels verschillende renovaties hebben moeten ondergaan. Maar, de omstandigheden waren beter dan in de kampen waar de Molukse gezinnen vanaf 1951 hadden gewoond. In dat jaar bracht de Nederlandse overheid meer dan twaalfduizend Molukkers naar Nederland. Dit waren beroepsmilitairen van het KNIL (het Koninklijk Nederlandsch-Indische Leger) en hun gezinnen, die keihard hadden gevochten voor Nederland, tijdens de tweede wereldoorlog en in de onafhankelijkheidsoorlog van Indonesië. Velen van hen hadden er zeven jaar actieve oorlog achter de rug.’
‘Tijdelijk verblijf’
‘Na het uitroepen van de onafhankelijkheid van Indonesië hadden de Molukse strijders weinig keus: ze konden zich aansluiten bij het Indonesische leger, of naar Nederland. Vanwege de fragiele politieke situatie mochten de Molukkers die zich niet bij het Indonesische leger aansloten namelijk niet terug naar de Molukken, waar in 1950 de Republik Maluku Selatan (RMS - Republiek der Zuid-Molukken) was uitgeroepen – een republiek die nog altijd niet wordt erkend. Dit tot woede van de Molukkers, want het militaire recht op demobilisatie op een vrije plek naar keuze werd hun hierbij onterecht ontnomen. In plaats daarvan gaf de Nederlandse regering de KNIL-strijders die zich niet aansloten bij het Indonesische leger het dienstbevel om met hun gezinnen tijdelijk in Nederland te wonen. Na een half jaar zouden ze weer terug kunnen gaan, om hun eigen staat te stichten.
Maar zo eenvoudig bleek dat niet, en de Nederlandse regering deed bar weinig om deze mensen, die zich zo trouw hadden ingezet voor het Nederlandse leger, te helpen. In plaats daarvan moesten ze het maar uitzoeken, en werden zij twintig jaar lang buiten de Nederlandse samenleving gehouden, mochten niet werken en leefden verplicht op rantsoen. Ze mochten geen Nederlands burger worden, maar waren ook geen Indonesiërs. Deze trouwe militairen werden decennialang stateloos gemaakt, wat een schending van mensenrechten is. In plaats daarvan moesten ze als tweederangsburgers in tochtige (concentratie)kampen wonen, waar ze amper vrijheden hadden en soms zelfs als gevangenen werden behandeld. Velen hebben bijvoorbeeld 15 jaar lang met een avondklok geleefd en zelfs vele jonge kinderen zijn gestorven door de erbarmelijke omstandigheden in de kampen.’
Een linkse blanda in de Molukse wijk
‘Ik was een jaar of twaalf toen ik in Alphen aan den Rijn voor het eerst met Molukse mensen in aanraking kwam. De Molukse wijk was toen nog echt achteraf, de middle of nowhere. Een vriend van mij had verkering gekregen met een Moluks meisje, wat toen heel bijzonder was. Hij nam me mee naar Kajuh Putih, het buurthuis van de Molukse stichting, dat toen net was gebouwd, in 1971. Dat buurthuis speelde zeker toen een voorname rol voor de Molukkers in Alphen, omdat het een van de weinige dingen was die echt van hen was. Een eigen plek waar ze samen kwamen voor allerlei gebeurtenissen, feesten, begrafenissen, maar ook gewoon… Ik kwam als tiener daar regelmatig over de vloer, en het was allemaal erg spannend. Ik kreeg ook een Moluks vriendinnetje, maar ik merkte wel dat de oudere Molukse jongens dat niet echt een goed idee vonden. Ik kon dat toen nog echter niet goed plaatsen.’
Bewustwording
‘Je leerde helemaal niks over de geschiedenis van de Molukkers op school. Nu nog steeds niet veel, volgens mij. Ik begon me er serieus in te verdiepen toen ik een jaar of achttien was, en op kamers ging in Den Haag en naar de Sociale Academie ging. Het was de tijd van de acties van de tweede generatie Molukkers, die waren opgegroeid met de trauma’s van hun ouders. Ik werd me bewust van het leed dat doorwoekerde door de generaties. Ik kan slecht tegen onrecht, dus besloot te helpen door handtekeningen op te halen voor de erkenning van de RMS.’
Plaatsvervangende schaamte
‘In 2010 werd ik lid van gemeenteraad. Een van de eerste activiteiten was een rondje langs allerlei buurthuizen. De eerste stop bij Kaju Putih. Ik schrok toen ik het zag. Ik was er al lang niet meer geweest, maar het was nog steeds datzelfde gebouw uit 1971, alleen inmiddels helemaal verrot. Ik voelde plaatsvervangende schaamte. Toen besloot ik: ‘Hier moeten we iets aan doen,’ en sindsdien heb ik me ervoor ingezet. Het is een ontzettend lang proces geweest. Eerst kwam er een noodgebouw, maar dat voldeed totaal niet. Het was van plastic, er stond vocht in, op een gegeven moment zijn ze zelfs door de vloer gegaan!’
Stroperig
‘Het college heeft toen rond 2015 beloofd: er komt een stenen gebouw. Maar, vervolgens gebeurde er niets. Dat kun je gewoon niet maken: als gemeente iets beloven en dan niet nakomen, en al helemaal niet bij de Molukse gemeenschap. Ik probeerde dat uit te leggen, maar er was weinig begrip voor hun zware verleden. ‘Dat is allemaal al zo lang geleden,’ kreeg ik te horen. Samen met Ank de Groot van de partij RijnGouwelokaal heb ik me er helemaal in vastgebeten. Het was een stroperig proces, waarin sprake was van wederzijds wantrouwen. Zoals je kunt begrijpen hadden de Molukkers inmiddels niet veel vertrouwen meer in de overheid, maar andersom ook. Als er een keer een incident is in de Molukse wijk hebben sommige mensen hun mening snel klaar: ‘Zie je wel, altijd gedoe daar.’
Overeenkomst
Na talloze overleggen werd in 2017 eindelijk een samenwerkingsovereenkomst ondertekend door de gemeente en stichting Kaju Putih. Het resultaat is een compromis: de stichting krijgt het gebouw niet cadeau maar huurt het van de gemeente. Andere partijen kunnen ook ruimtes huren. Maar: Kaju Putih is de hoofdhuurder en het gebouw gaat haar naam dragen. Ook zullen Molukse ceremonies altijd voorrang hebben in het gebouw. Als er bijvoorbeeld een belangrijk feest of een begrafenis is, moet het gebouw beschikbaar zijn, zodat de gemeenschap samen kan zijn. Kaju Putih was tevreden: haar belangrijkste eisen waren ingewilligd. Het leek in kannen en kruiken en er kwam een bouwcommissie. Het gebouw zou energieneutraal worden, waar we als GroenLinks natuurlijk ook heel blij mee zijn.’
Gewoon een eigen plekje
‘Maar… je raad het al. In 2019 ontstonden er weer problemen. In de raadscommissie doken collegestukken over het gebouw op waarin werd gesproken van ‘Wijkcentrum Dennenlaan’ en ‘MFA-beleid’. Kaju Putih werd ‘een huurder’ genoemd. Dat was helemaal verkeerd. Wat in 2017 nou juist zo belangrijk was geweest, was dat Kaju Putih hoofdhuurder zou zijn, en dat het gebouw haar naam zou dragen. Zodat de Molukse gemeenschap het gevoel zou hebben dat het hun eigen plek is. Zij hadden – terecht – het gevoel dat zij daar recht op hadden, want het eerdere gebouw dat er stond was immers ook van hen. In deze nieuwe stukken kwam het behoud van de identiteit echter niet terug. Zoals je kunt begrijpen waren de Molukkers nu echt boos, ook de meest zachtaardige mensen hadden waren er nu klaar mee. Uit solidariteit kwamen Molukkers uit heel Nederland hiernaartoe. Op allerlaatste moment is het college toen overstag gegaan, en zijn de afspraken uit 2017 herbevestigd.’
Schatplichtig
‘Als Nederlandse overheid zijn wij de Molukse gemeenschap schatplichtig, vanwege de historische context. Het wordt tijd dat we ons realiseren dat de Molukkers niet net als andere groepen zijn. Zij hebben moeten leven onder uitzonderlijke omstandigheden en grote offers gebracht. Ze moesten familie achterlaten, kinderen en vrouwen achterlaten, omdat er maar maximaal drie gezinsleden ‘tijdelijk’ mee mochten naar Nederland. Daarom verdienen ze het om een uitzonderingspositie te hebben. Als raadslid werd ik aanvankelijk natuurlijk als ‘gemeente’ gezien, en daarom als niet te vertrouwen. Maar dat vertrouwen heb ik met de jaren echt gewonnen. In de politiek is het soms hard werken om een heel klein stukje op te schuiven. Het duurt soms lang eer je resultaten boekt, en ik lig meer dan eens van problemen wakker. Maar als het dan lukt, en je op een gegeven moment de blijdschap meemaakt van de mensen waar je het voor doet, en je een appje krijgt met: ‘je hebt het hart op de goede plek’, dan kan je weer even verder. Ze hebben het echt verdiend. We kunnen het misschien nooit echt goed maken, maar ik ben blij dat ik iets heb kunnen doen. Nederlanders moeten leren om excuses aan te bieden, want de verwerking van trauma begint met erkenning. Een mens wil gehoord worden, dat is van wezenlijk belang. Daarom ben ik blij met het Moluks monument: het is een blijk van erkenning voor de gemeenschap.’