Het rookgordijn om de hoogbouwvisie werd ontstoken met een taalkundige vondst: de hoogbouwvisie werd een ‘intensiveringsvisie’. En er werd de ‘Alphense Laag’ bedacht van vier of vijf bouwlagen. Dat is de standaard voor Alphen aan den Rijn. Voor de dorpen wordt drie bouwlagen de nieuwe standaard.

Natuurlijk beschrijft de 29 pagina’s tellende nota ook de uitzonderingen op de regel. Op sommige plaatsen zijn uitzonderingen mogelijk. Middelhoog (zo’n zeven of acht bouwlagen) is mogelijk in een deel van het centrum en langs knooppunten van stedelijke assen.

Echte hoogbouw kan alleen “op zeer specifieke plekken van collectieve betekenis”. Hou het zo vaag mogelijk, dan is iedereen gelukkig. De Aarhof moet kunnen en misschien nog de Ridderhof?

De argumenten in de nota zijn soms op het lachwekkende af. Hoogbouw in Alphen kan niet, want anders is de stad zichtbaar vanuit het Groene Hart. Dat we Zoetermeer, Den Haag, Rotterdam en Leiden bij helder zicht met het blote oog kunnen zien is kennelijk niet bij het college bekend.

Nog zo’n fraai bedacht argument. De maximale bouwhoogte mag niet hoger zijn dan 47 meter, want anders wordt de uitstraling van de KPN-toren belemmerd. Je kan die antennes ook gewoon verhogen, als dat al nodig zou zijn.

Nee, Alphen is een dorp en moet dat vooral blijven. De appartementen aan de Koolmeesstraat zijn eigenlijk al teveel van het goede. In Leiderdorp is recent een woontoren van 22 verdiepingen gerealiseerd, 70 meter hoog. De bewoners hebben een schitterend uitzicht over het Groene Hart en de Noordzee. Omwonenden maakten bezwaar, maar de rechter vond het stedenbouwkundig aanvaardbaar.

Dat het college kiest voor nieuwe kneuterigheid is natuurlijk prima. We hoeven dan nooit meer de vraag te stellen of Alphen een stad of een dorp is. Staphorst in het Groene Hart. Maar dan moet je ook niet willen groeien, want dat is de keerzijde van deze laagbouwvisie. Groeien met laagbouw betekent het volbouwen van de polders. Eén Gnephoek is dan bij lange na niet genoeg.